Bijnamen. De lijst
Jezelf beroemen op een eigenschap en die met je achternaam uitdragen? Dan had je het bijzonder goed met jezelf getroffen. Maar een bijnaam kwam meestal van anderen. Je gaf die in 1811 als officiële achternaam op, want je moest toch wat. Zoals je beroep of adres. Of (vaak ongunstig) fysiek voorkomen, opvallend karakter, gedrag of gewoonte (zoals alcoholgebruik). Kortom, waar je dorp of stadsbuurt naast je voornaam onder bekend stond.
Sms een protestnaam als je de verplichte achternaam dwingelandij vond. Bij de invoering van de Burgerlijke Stand, net als de militaire dienstplicht: de vervloekte Fransoos moest kanonnenvoer om in Europa dictator te blijven. Je ontsnapte niet meer door snelle naamsverandering of verhuizing.
Zie ook /Amoureus met bijnamen met erotische uitstraling.
Bijnamen
De absolute topmulti is de Jong (83.782) met bovendien de Jonge (13.989) * dan de Groot (36.032) en Groot (9.239) * (de) Lange (12.353 * Klein (7.932) en Kleine (1.734) * de Wilde (4.758) * (de) Korte (4.152) * den Ouden (4.562) * den Beste (2.045) * Oud (1.953) * Dik (1.309) *
Ook uithangborden als bij een herberg (de) Kroon (11.081) en een Arts (6.995). Het beroep Baas (6.266). En bijnamen door voortreffelijke reputatie als (de) Sterk(en) met 6.540 * (van den) Top met 4.004 * (de) Rijk met 3.839 * Snel (3.837) * (de) Goede met 3.038 * Vrolijk (2.981) * Maat (2.718) * Nobel (1.603) * Geluk (1.549) * Leeflang (1.482) * Vriend (1.399) en Fortuin/Fortuijn/Fortuyn met 1.312.
Leendert Brouwer (Bronnen/de Naammythe van Napoleon) noemt aparte bijnamen die in 1811 als achternaam werden vastgesteld (niet meer in NL aanwezig met #) : Avontuur * Drinkuitsma # * De Eerste # * Eensaam # * Geldeloos # * Goedemoed * Krupeltie * Kruipeltje # * Manweg * Loopweg # * Ongeluk # * Onverwagt * Pottjebier # * Regtop * Saterdag (vondeling) * Seldenthuis * Soveele # * Waf # * Welvaart * Zondergeld *
In 1811 vroeg de ambtenaar van de Burgerlijke Stand hoe je heette. Voornaam was onvoldoende, daar waren er zoveel van. Hatelijke onzin: hoe je verder locaal bekend was met vadersnaam, bijnaam, beroep of adres? Dat zei je dan en was van het gezeur af. Of je hield voet bij stuk: die man kon je niet dwingen. Er stond geen straf op. Maar je kon het ook niet zomaar veranderen - dat was de nieuwe wet...
De lijst
Ik selecteerde maar kan me vergissen...
Aandacht * Aandeweg * Aandewiel * Aalvanger * Aanraad * Aardoom * Achterstraat * Adel * Albertzoon * Albino (matwitte huid) * Alderliefste * Alles * Amiabel * Andrieszoon * Animo * Angst * Arbeider * Arendneef * Artist * Augustuszoon * Azijnman * Baardman * Baartman * Bangert * Barbas (baardman) * Barbier * van Barchjansen * Barrevoets * Bazelmans * Bebelaar * Beeldsnijder * Been * Beenhakker * Beenhouwer * Beentje * Beerman * Beesman * Beestheer * Beestman * Belinfante (it. mooi kind ) *
Bemelaar * Bemelman * van Beneden * Benedetti (it. gezegenden) * Benig * Benvenuto (it. welkom) * Bertold * Bestbreur * Bestebreur * Bestebreurtje * Bestebroer * Bestekind * Besteman * Bestevaar * Bestman * Besteman * den Besten * Beter * Bezembinder * Bezemmaker * Bierenbroodspot * Bierman * Biesheuvel * Bilderdijk * Bilderbeek * Bindervoet * Blankhart * Blaauwenhelm * Blauwbroek * Blauwvoet * Blikslager * Blind * Blindeling * Blindeman * Bloeiman * Bloothoofd * Blij *
Blijfhier * Blijleven * Bochelman * Bodeman * Boekdrukker * Boekenkruger * Boendermaker * Bolderman * Bolle * de Bolle * Bollebakker * Bollemaat * Bonebakker * Bongiovanni (it) * Bontekoning * Bonthond * Booi (dienstbode) * Boomman * Boonman * Boosman * Bordenrek * Boschhakker * Bosloper * Bostoen (wandelstok) * Botbijl * Boterenbrood * Boterman * Bottelier * Bouwknecht * van Boven (multi) *
Braaf * Braafhart * Braspenning (verkwister) * Brasser (drinkebroer) * Braspot * Brave * Breekpot * Breebaart * Brekeling * Breur * Breurken * Broermijn * Broertjes * Bril * Brilleman * Broekgerrits * Broekman * Broekroelofs * Broekzitter * Brommer * Brood * Broodman * Broodwinder * Broodwinner * Brooshoofd * Bruidegom * Bruigom * Bruinooghe * Bruinshoofd * Bruinstroop * Brullemans * Brummelman * Bruurmijn * Bruijnenbaard * Buikman * Buitelaar * Buitenom * Bulleman * Bultman * Burgerhart * Burgerman * Buur * Buurman * Bijman * Bijvoet *
Commies * Coopmeiners * Cort * Cottaar * Crediet * Crompjongh * Crompvoets *
Daggelder * Dame * Dapper * Dartel * Deegmulder * Deketelbutter * Dellevoet * Deneus * Denker * Deurwaarder * Dhollander * Dichter * Diepgrond * Diender * Dikbier * Dikmans * Dirkmaat * Dirkzwager * Disselkoen * Dobbel * Dobbelaar * Dobbeling * Dobbelman * Dobbelsteen * Doekrijder * Dolieslager * Dollekens * Dollevoet * Dommekracht * Donderwolke * Doppegieter *
Dorrepaal * Dozeman * Dribbel * Drieduiten * Drieling * Driest * Drinkenburg * Dronk * Dronkert * Droogbrood * Droogscheerder * Druil (lusteloos iemand) * Dubbeldekop * Duel * Duimbreed * Duimelaar * Duistermaat * Duisterwinkel * Duiveman * Duivenman * Duizendkunst * Dulle * Dullemans * Dumkopf * Dun * den Dunnen * Dunnewind * Duurkoop * Dwars *
Edelbloedt * Edelbroek * Edelenbos * Edelhart * Edelkamp * Eektimmerman * Eenling * Eersteling * den Eerzamen * Eigenbrood * Eigenhuis * Eigenraam * Eiser * Elenbaas * Engelhart * Eterman * Euvelman * Evenblij * Evendik * Evenwel * van der Feest *
Fiedeldij * Fiedelier * Fierenbras (sterke arm) * Fierloos * Fiermans * Fikkie * Fiks * Fit * Flameling (Vlaming) * Flanderhein (Hein de Vlaming) * uit de Fles (alcoholist) * Flesseman * Flink * Flinkevleugel (scharrelaar ) * Flinkert * Fluiter * de Frankrijker * Fluks * Fors * Fraai * Fris * Frishart * Frolijk * Frons * Fruitman * Futselaar (prutser) * Fijnebuik * Fijneman * Fijnhaar * Fijnheer *
Gaander * Gabbert * Gardenier (tuinman) * Gasthuis * Gauw * Geelhoed * Geenhaar * Gein * Gelderloos * Geldmaker * Geldman * Geleerd * van Geluk * Gelijk * Geneugelijk * van Geneugten * Genie * Gerreman (germaan) * Gevoel * Gewin * Geijlvoet * Gezel * Gezelschap * Giepman * Gil * Gillebaard * van Gisteren * Glasoog *
Goed (met 95 samenstellingen, o.a. Goedbloed * de Goede * Goedejohan * Goedegebuur * Goedegebure * Goedemans * Goedemoed * Goederaad * Goedewacht * Goedgebuur * Goedgedrag * Goedgeluk * Goedgezelschap * Goedhals * Goedhard * Goedheer * Goedhuis * Goedigebuur * Goedjaar * Goedknecht * Goedkoop * Goedmaat * Goedmakers * Goedman * Goedraad * Goedvolk * Goedvree * Goedvriend * Goemaat * Goeneef * Goezinnen * Grotegoed * Lievegoed * Maakgoed ) *
de Gids * van Gisteren (stommeling) * Glissenaar * Glunder * Gompel (bochel) * Gortmaker * Goudeket * Goudeketting * Goudhoofd * Goudmijn * van Goudoever * Goudschaal * Goudshart * Goudswaard * Goulooze/ Gouweloos (slordig) * Gouwerok * Gouwentak * Grasso (it. zwaarlijvig) * Grauw (grijs van haar) * Groepchef * Grolleman (knorrepot) * Grondman * Groos (trots) * Groosaart * Groosjohan * Groosmuller * Groothand * Grootkop * Groteclaes * Grotendorst (dronkaard) * Grotjohan * Grotjohan * Goudzwaard * Grutter * Grijpmoed * Guichelaar (goochelaar) * Gul * Guldenaar * Guldenarm * Guldentong * Gunst *
Halfhuid * Halfweeg * Hardebol * Hameeteman * Handelaar * Handigman * Hangjas * Hangoor * Hansknecht * Hardenbol * Hardlooper * van Harte * Hartewieg * Hasselman * Hautvast * Havelaar * Hazejager * Hazevoet * Hebbes * Heethaar * Heetjans * Help * Hempelman * Hennipman (hennipboer, geen gebruiker) * Hennipsmaat * Heren * Heupperman * Heuvelman * Hoeder * Hoekerswever * Hoendervanger * Hoesman *
Hogewoning * Hollebek * Holleman * Hollevoet * Honderdorst * Hondman * Hondeman * Hongerbron * Hoofs (goedgemanierd) * Hooghart (hooghartig) * Hooghoed * Hoogmoed * Hooikammer * Hoppezak * Horrevoets * Hos * Huidekoper * Huisraad * Huiswaard * Huiszoon * Hukkenswager * Hutspot * Hijgeman *
* Iets * Iedswaard/Ietswaart * Imandt * Imker * Indeherberge * Intveen * in 't Veen * Jaapbroer * Jacobszoon * Jagerman * Janbroers * Janknecht * Janknegt * Janmaat * Jansjager * van der Jeugd * Joanknecht * Johanknegt * Johanzoon * Jolijt * Jongbloed * Jongebloed * Jongebloet * Jongebreur * Jongejans * Jongejeugd * Jongeling * Jongemaets * Jongeman * Jongemooimeisje * Jongeneel * Jong en Eel * Jongenelis * Jongenengel * Jongepier * Jongeruiter * Jongkees * Jongkind * Jongmans * de Jongste * Jonkhart * Jonkheid * Jonkman * Jozefzoon * Juffermans * Juist * Junior *
Kaal * Kaasjager * Kaaskoper * Kakebeen * Kakelbeen * Kalkoven * Kamerman * Kannegieter * Karreman * Kastelein * Katoenman * Kattenwinkel * Kattevilder * Keerweer (komt terug) * Keesmaat * Keesman * Keetbaas * Keetlapper * Kekkevoet * Kelner * Kennis * Ketellapper * Keukelaar (kunstemaker) * Keukenschrijver * Keurig * Keuterman * Keuvelaar * Kien * Kind * der Kinderen * Kinderman * Kinders * Kitselaar * Klaaskate * Kleerebezem * Kleersnijder * Klefhart *
van Kleinebreugel * Kleinegris * Kleinendorst * Kleinepier * Kleinhans * Kleinhuis * Kleinjan * Kleinjans * Kleinmoedig * Kleinpenning * Kleijnzoon * Klisman * Kloek * Klokgieter * Klomparends * Klompenhouwer * Kluifhoofd * Kluifhooft * Klumpenaar * Kluppel * Klusman * Klutman * Knap * Knapper * Kneueman * Kneulman * Knevel * Knevelbaart * Knobbe (knoestig man) * Kneulman * Knevel * Knevelbaard * Knibbeler (kibbelaar) * Knieriem * Knies * Knokker * Knooihuizen * Knuppel (lomperik) * Knus * Koedoder * Koedood * Koekemoer * Koetsier * Koevoet *
Koffeman * Kogelman * Kokelaar * Kolenbrander * Komdeur (commandeur) * Kompaan * Konkel * Koopal * Koopmanschap * Koppelaar * Koppejan * Koppeschaar * Kornegoor * Korstman * Kort * Korte * Kortebein * Korteknie * Kortenbroek * Korthals * Kortleven * Kortman * Kortvriend (slecht karakter) * Kortzorg * Kostelijk * Kostman * Kostwinder * Kousbroek * Kousemaker * de Kouwer * Kozak * Kozijn (neef) * Kraag * Kraaivanger * Kraakman * Krabman * Kracht * Krakeel (geschreeuw) *
Kregel (prikkelbaar) * Krekelaar * Kreuk * Kreukniet (net gekleed) * Kreupel * Kreupeling * Kroegman * Kroeseklaas * Kroeskop * Kroezeklaas * Krom * Krombeen * Krombert * Kromheer * Kromjong * Kromme * Krommert * Kromschee * Krook * Kroost * Kruidenier * Kruimelaar * Kruiwagen * Kuitenbrouwer * Kunstman * Kwaad * de Kwaadsteniet * Kwaak (kwakende stem) * Kwakman * Kwakkelaar (kletser) * Kwast (aansteller) * Kwebeman * Kijk in de Vegte * Kijkuit * Kijvenaar *
Lach * Lachniet * Lagaaij (< la Gaye, de vrolijke) * Lalleman * Lambeens * Lamme * Landvreugd * Langbeen * Langbein * Langejan * Langemaat * Langeman * Langendoen * Langewouters * Langoor * Lappenschaar * Lastdrager * Latijnhouwers * Leeflang * Leegganger (bedelaar) * Leeraar * Leerling * Leertouwer * Leeuwenhart *
Lenig *Leuker * Leidsman * Lesgever * Leuker * Levend * Levendig * Levenswaard * Lichtvoet * Liefaard * Liefbroer * Liefooghe * Lievendag * Lievegoed * Liever * Linnenkoper * Linnovandeberg * Lisman * List * Lodder (losbol) * Lof * Loffelijk * Lokkerbol * Lokman * Lol * Lolleman * Lombard (bank van lening) * Loopuit * Loosschilder * de Looze ( sluw persoon) * Luchtigheid * Luichenbroer * Lukwel * Luttel (weinig) * Lijmpot *
Maatje * Magermans * de Magtige * Makker * Malefijt (crimineel) * Mallegrom * Mammie * Mank * Marsman * Masker * Meelkop * Meerman * Meesterberend * Meesterburrie * Meesterman * Meierdrees * Melief * Meliefste * Melkman * Melkpot * Mensen * Mentor * Merrelaar * Metdepenningen * Meutgeert * Mieremet (klein iemand) * de Milde * Miljoen * Minderman * Mineur * Mizee *
Moddejongen * Modderkreke * Modderman * Moederhulp * Moederzoon * Moeke * Moeilijker * de Moerlooze (wees) * Moerman * van Mokum * Molleman * Mollenkramer * Mollevanger * Mooibroek * Mooiweer * Mooyekind * Moreel * Morskate * Morsman * Mosman * Mosselman * Mostertman * Mouthaan (stevige bierdrinker) * Muileman * Muizelaar (gierigaard) * Muse *
Naber (buur) * Nabuurs * Nagelsmit * Natkiel (drinker) * Nederhand * Nederland * Nederlands * der Nederlanden * Neef * Negenduiten * Neger * Negerman * Negrijn * Nekeman * Nestelaar * Netjes * Neus * Neve * Nevejan * Nicht * Niemand * Niemansverdriet * Niemandsverdriet * Niemantsverdriet * Niettreuren * Niemant * Nieuweling * van Nimmerdor * van de Nobelen * Noest * Noman (nieuwkomer) * Nooitrust * Notebaard * Notenbomer * Nozeman * Nuchter * Numan (nieuwkomer) * Nummerdor * Nuttig *
Oel * Oeleman * Oldeman * Oldemeijer * den Olden * Oliekan * Olieman * Omzigtig * Omtzigt / Omzigtig (behoedzaam) * Onbehauen * Ongena (ongenadig) * Onderwater * Onderweegs * Onrust * Onsman * Oom * Oor * Oortgijs * Oostindiër * Opperman * Opregt * Ossevoort * Oteman * Ottervanger * Oudehand * Oudejans * Oudeman * Oudendag * Oudgenoeg * Overal * Ouwenbroek * Ouweneel *
* Paalberends * Paalman * Paardebek * Paardehaar * Paardekoper * Pakbier * Palfrenier * Palingdood * Pannegieter * Papendries * Pappie * te Pas * Pasmooi * Pauwstaart * Peerdeman * Peetoom * Penneman * Persoon * Perzikboom * Pestman * Peterbroers * Pieneman * Pieper * Piepersmit * Pierneef * Pierson * Pigmans * Pimmelaar (drinker) * Pin (zuinig) * Plakman * Platvoet * Pleevoet * Plesman *
Plezier * Plokhaar * Plukkeroos * Poggenklaas * Polder * Polderdijk * Polderman * Poletiek * Portegies * Portegijs * Portier * Posthoorn * Pottebakker * Potgieter * Pottjegort * Praal * Praalder * Pracht * Preesman * Pret * Prima * Primus * Profijt * Pronker * Proper * Provoost (cipier) * Pruik * Puinbroek * Prus (kieskeurige eter) * Puist * Puur * Pijpeman * Pijzelman * Quaadman * de Quaadtseniet * Quackelbeen * Quackelman * Quacklaar * Quagebeur * Quakkelaar *
Raadgeefs * Rap * Rebel (opstandige) * Rechtop * Redelijk * Redelijkheid * Redder * Regeer * Regtdoorzee * Regtop * Regtuit * Reinerman * Reinhart * Reus * Reusken * Riekwel (ruikt lekker?) * Rokebrand * Roksnoer * Roodbeen * Roodbol * Roodhoofd * Roodvoets * Roothans * Roothooft * Rozeman * Rozemuller * Ruig * Ruisaard (lawaaimaker) * Rust * Rustig * Rustige * Rustwat * Rijk * Rijkelijkhuizen * Rijker * Rijkman * Rijkevorst * Rijzig *
Schandelaar * Scharrelman * Schatteman * Scheefhals * Scheel * Scheiuit * Scheld * Schele * Schendelaar * Schenderling * van de Schepop * Scherp * Scheve * Schevernels * Schilleman * Schoenlapper * Schoenzetter * Schoonaard * Schoonakker * Schoonbrood * Schoonejans * Schoonejongen * Schooneman * Schoonheid * Schoonheim * Schoonhein * Schoonkind * Schoolmeester * Schoonvoet * Schonewille * Schoonrok * Schoonvlieger * Schor * Schrale (armzalige) * Schrander * Schransmans * Schreeuwer * Schreyer (omroeper) * Schrikker * Schrijvershof * Schuchter * Schuddebeurs * Schutmaat * Schijnvoet *
Secuur/Sekuur * Seldenrust * Sforza (it. sterk) * Siepman (huilebalk) * Sieraad * Siervogel * Simpelaar * Sipman * Slabbertje * Slaper * Slapman * Slecht * Slenter * Sleutelaar * Sliep * Slinkman (geniepigerd) * Slobbe (viezerd) * Slok/Slokker (drinker) * Slijkerman * Smaal (tenger) * Smal * Smalbroek * Smalheer * Smijtegeld (verkwister) * Smijter * Sneeuwloper * Snellebrand * Snelleman * Snitselaar * Snorrewind * Snijdood * Spaarpot * Spanbroek * Speelpenning / Speelziek (gokker) * Speksnijder (zonderling) * Spiegelaar *
Spillebeen * Spillendreier * Spitsbaard * Spoorman * Sportman * Sprikkelman * Spring in 't Veld * Sprokkelman * Spijkervet * Stabij * Stadlander * Stalknecht * Stamsnijder * Stavast * Steenbak * Steenbreker * Steengraver * Steketee * Steltman * Stengel (lang mager persoon) * Stille * Stillebroer * Stillekens * Stoelendreyer * Stoelwinder * Stofkoper * Stokkelaar * Stom * Stormbroek * Stottelaar (stotteraar) * Stouthandel * Stouthart * Stram * Streelman * Stremmelaar * Strosnijder * Suikerbuik * Sturkop > Sturhoofd * Stutvoet * Sutter (kleermaker) * Suuroverste * Swaak (zwak persoon) * Swakman * Sijpheer *
* Taakmans * Taartmans * Tabakspinder * Tante * Tapper * Tapperwijn * Teerling (dobbelsteen) * Testagrosso (it. groot hoofd) * Temmen * Thiesbrummel * Thuis * Timmerbeul * Tollenaar * Tomsjansen * Tonkelaar * Topper * Torreman * Trentelman * Treur * Treurniet * Triest * Troeleman * Troost * Trooster * Trotman * Trots * Trouwhand * Trouwborst * Truggelaar (bedelaar) * Trutmans * Trijzelaar * Tuimelaar * Tuiteman * Tweeling * Tijsterman *
Uijtdebroek * Uit de Fles * Uitenthuis * Uitman (vreemdeling) * Uitvlucht * Uitzinger * Ulleman * Vader * Vaderlander * Vaderloos (wees) * Valkeman * Vanderfeesten * Vedelaar (violist) * Veefkind * Veelwaard * Veeneklaas * Veldwachter * Vellekoop * Venter (straathandelaar) * Verheugd * Verkennis * Veneklaas * van Verre (vreemdeling) * Verstand * Vertelman * Vet * Veterman * Vetketel * de Vette * Vettekeuken * Vettewinkel *
Victorie * Viddelaar (vedelaar, vioolspeler) * Vierling * Vilder * Visjager * Vleesdrager * Vleeshakker * Vleeshouwer * Vlot * Vlotman * Vlug * Vlijt * Vogelaar * Vogelvanger * Volleman * Vonkeman * de Voogd * Voorrecht * de Vrankrijker * Vrede * Vredevoogt * Vreedzaam * Vrek * Vriend * Vroege * Vroegindewey * Vroegop * Vroegrijk * Vrijbloed * Vrijheid * Vrijman * Vrijmens * Vijver * Vijzelaar *
Waaghals * Wafelbakker * Wafelman * Waggelmans * Waker * Wakker * Wakkerman * Wamsteker * Wandelaar * Wanmaker * Wareman * Warmoesman (groenteteler) * Waterdrinker (geheelonthouder) * Waterlander * van Weelde * Weggebakker * Welbedacht * Welbedankt * Weltevreede * Welvaart * Welzoet * Welzijn * Werelds * Werkman * Wiebel * Wiegeraad * Wild * Wildeman * Wildenbeest * Wildschut *
Willemszoon * Willemzorg * Winner * Winterwerp * Wispelaar * Witbaard * Wittebol * Wittebrood * Wittejan * Wittewrongel * Witman * Witvoet * Woldemariam * Woestmaat * Wolfsjager * Wolleswinkel * Wonderman * Wormsteker * de Wrede * Wrederik * Wijdekop * Wijdogen * Wijffelaars * Wijnnobel * Wijnschenk * Wijs * Wijsman * Wijzer * IJdel * IJzenhoed *
Zachtleven * de Zanger * Zeelander * Zeldenrust * Zeldenthuis * van 't Zelfde * Zeulevoet * Ziepzeerder * Zilverentand * Zilverschoon * Zilversmit * Zilvertand * Zinsmeester * Zitvast * Zoet * Zoetekouw * Zoeteman * Zoethoudmaar * Zoetman * Zoetmulder * Zonderdank * Zondergeld * Zonderman * Zonderzorg * Zoon * Zoonekijnd * Zoontjens * Zorgdrager * Zuiver * Zuiverloon * Zuur / Zuurman / Zuurmond (nors iemand) * Zwaan (lange hals) * Zwaardveger * Zwager * Zwagerman * Zwakhals * Zwakman * Zwartbol * Zwartenkot * Zwarthoed * Zwarthoofd * Zwartvoet * Zwikker * Zijtregtop *